2. een nieuwe Lente, een nieuw Jeugdcentrum

Het leven op de Hoge Rielen zoals het was

"Mijn eerste kennismaking met de Hoge Rielen was bepaald indrukwekkend. De mensen van de regie kwamen daar allemaal met een chauffeur aan terwijl ik als beginnende aannemer in een bescheiden wagentje kwam aanrijden. Die eerste keer kreeg ik al meteen te maken met deze wildernis. Net als de anderen reed ik op het domein rond om het te leren kennen. Komt daar opeens een reetje de weg opgesprongen, ik kon het niet ontwijken. We hebben het diertje naar het home 'De Merode' gebracht."  (RB)

Op het terrein zelf had iedereen zijn eigen taak. De bosarbeiders werkten dagenlang buiten op het domein, in het administratief gebouwtje kiemde een beginnende administratie, anderen werkten in Antwerpen aan de plannen of overlegden in Brussel en kwamen af en toe naar de Hoge Rielen. Een duidelijk gestructureerd overleg tussen de verschillende partners was er niet. Soms kwam men elkaar tegen. Op die manier maakte Jef Diels kennis met directeur Jan Aerts. Dat gebeurde op voorstel van zijn baas, houtvester Verleye. De contacten waren eerder vluchtig, behalve met Dirk De Valckenaere, want die ging wel eens het domein op om de boswachters en bosarbeiders te halen als die aan het schalmen
[1] waren. Hij nam hen dan mee om pinten te gaan pakken, samen met architect Wollaert, districtshoofd Hendrickx en aannemer Borgmans. De manege aan de noordkant van de Hoge Rielen - een wat aftandse bedoening - was meerdere keren plaats van afspraak. Dat kwam de sfeer tussen de verschillende partners ten goede. 
Jan Aerts herinnert zich daarenboven dat in het toenmalig ‘hoofdkwartier’, het huidige paviljoen 10, er wekelijks om 10 uur een werfvergadering begon. Die bijeenkomst werd ook wel eens afgesloten met een “happy hour”. De hoge witte kast met goede drank zal er jaren later nog van getuigen. Desondanks ging de discussie over de ontwerpen en de materiaalkeuze verder tot men, gedreven door de grote honger, in een Lichtaartse frituur belandde. 

Jef Diels vertelde ons wel wat anekdotes uit die beginperiode. Ze zijn grappig en illustratief voor de start van de Hoge Rielen. Zo was er de extreem droge zomer van 1976 met een schrale oostenwind. Het had tussen april en september één dag geregend, de regen was al verdampt voor hij de grond bereikte. Toen Jef Diels zijn vroeger lief met haar vrienden in de duinen tegenkwam, zette hij hen zonder pardon buiten. Ze waren langs de kant van Kasterlee binnengekomen en protesteerden omdat ze niet op het domein mochten. Maar Jef was onverbiddelijk en verwoordde wat later één van de strengste leefregels van de Hoge Rielen zou worden: “Wat als er één van jullie een sigaret laat vallen en heel het kamp afbrandt, wie gaat dat betalen?”
En dan was er de figuur van boer Dierckx uit Dessel, een goedlachse man die graag voor de kampeergronden en de kampvuurweide zorgde. Dat deed hij in ruil voor een goede opbrengst van “de eerste en de tweede snee”, waarmee wordt bedoeld dat hij twee keer wou oogsten. In de droge zomer van 1976 (de Hoge Rielen was toen nog niet opengesteld) had hij koren gezaaid op de grote kampvuurgrond. Volgens hem kroop het koren door de droogte terug in de grond in plaats van naar boven te groeien. Ook na de officiële opening bleef hij zorgen voor het onderhoud van de kampeergronden totdat er een verbod op intensieve bemesting kwam en de weiden niet genoeg meer opbrachten. Toen was het al eind jaren 80 en was het project 'milieugeïntegreerd beheer' gestart.

Dat de verschillende betrokkenen elkaar niet goed of zelfs helemaal niet kenden, wordt duidelijk door volgend voorval: 

Op een bepaald moment, toen BAD 3 nog afgesloten was, zag ik een koppeltje met kinderen liggen in de duinen. Ik daar naartoe om uit te vinden wat die daar deden. Bleek dat Guido Vereecke te zijn, ambtenaar op het Bestuur voor Jeugdvorming, die hier als vrijwilliger optrad[2]. Achteraf aan de toog vertelde hij het gebeuren op een wat andere manier: dat ik daar kwam aangeslopen en zo; hij kon iets van inkleden. (JD) 

Dirk De Valckenaere was de man die ter plaatse de zaak runde. Dirk was genereus en joviaal en liet zich ook in met de medewerkers op het terrein. Met nieuwjaar kregen de bosarbeiders als geschenk een paar stevige laarzen met binnenin een pelslaag, herinnert René De Meyer zich. 

Vooraan op het domein werd een werk- en verblijfplaats ingericht voor deze eerste technische equipe, daar waar later de eerste Studio [3] kwam. Op de eerste werkdag, 2 januari 1976, werd in Turnhout werkmateriaal afgehaald: twee motorzagen, vijf kruiwagens, tien schoppen, vijf boogzagen, vijf bijlen, vijf kapmessen, vijf snoeischaren, een jerrycan voor benzine en een bus met vijf liter kettingzaagolie; heel wat voor drie mensen om in het bos te werken! Het argument was dat er ook jeugdgroepen gingen komen helpen, maar die zijn niet gekomen. (RDM)

[1]  Bepaalde percelen werden geschalmd, waarbij werd aangeduid welke bomen moesten worden gekapt. Nadien werden ze opgemeten (in m3) om verkocht te worden op een houtverkoopdag. Op die manier werd er ook bos gedund.
[2]  Het verslag van dat eerste vrijwilligersverblijf lees je in bijlage
[3]  Dit kleine verblijf wordt nu 'Uitkijktoren' genoemd. De nieuwe 'Studio' sluit aan bij het onthaalplein.


























Make a Free Website with Yola.