1. het Engels Kamp

1972: Een telefoontje

Midden augustus 1972: Karel Peeters zit in zijn kantoor op de Sainctelette Square in Brussel. Daar is de Nationale Dienst voor de Jeugd gevestigd, de administratie die zich bezighoudt met erkenning en subsidiëring van het Vlaamse Jeugdwerk. Eigen initiatieven zoals het inrichten van cursussen of het beheren van vormingscentra, ondernam deze dienst niet. Er was één grote uitzondering op die regel: in Dworp werd een groot vormingscentrum gebouwd, 'Destelheide’. Wijlen Gust Bal was er de bezieler van. Toenmalig minister van Cultuur, Frans Van Mechelen, deed in zijn eigen flamboyante stijl een heel nieuw licht schijnen op cultuur. Om de verfransing in de Brusselse rand te stoppen, liet hij op korte tijd een aantal culturele centra rond Brussel bouwen. In Vlaanderen schoten ze ook als paddenstoelen uit de grond. De ‘nieuwe parochiezalen’ werden ze wel eens smalend genoemd. Destelheide was in feite één van die centra, al was de invulling wel anders: specifiek voor jeugd en uitsluitend als vormingscentrum. Dat men voor de herbestemming van het vrijgekomen gebied BAD 3 ook aan (jeugd)toerisme dacht, is in die context te begrijpen. Alleen moesten de sterren goed staan.

In die tijd was er weinig baliepersoneel en zo kwam het dat Karel Peeters zelf een binnenkomende telefoon opneemt. Aan de lijn is Herman Baeyens , directeur bij Mens en Ruimte. Hij laat Karel weten dat zijn vereniging van P.W. Segers, minister van Defensie, de opdracht heeft gekregen om een bestemming te zoeken voor een ongebruikt militair domein van 250 hectaren in Tielen.
Herman is geen onbekende voor Karel: ze studeerden samen aan de universiteit in Leuven. Karel voelt dat Herman al een voorkeur heeft om er een bestemming voor het jeugdwerk aan te geven. En zo gaat dat dikwijls met dingen die later van belang blijken te zijn: er moet een beetje geluk bij zijn én een aantal gelijkgezinden moeten elkaar vinden. Opeens opent zich een perspectief om naast de functie 'vorming' - die in Destelheide zou worden gerealiseerd - iets te doen om het kamperen en bivakkeren op te waarderen. Kampeerterreinen en huizen voor jeugdtoerisme waren immers schaars en meer dan eens van ondermaatse kwaliteit.
Een paar dagen na dat telefoontje trekt Karel Peeters op onderzoek. Hij krijgt de sleutel van het grote hangslot van de poort. Het knarst als hij het lipje dat voor het slot zit, wil opzijschuiven. Dan betreedt hij een gebied dat jarenlang ongebruikt is gebleven. 

De negen kilometer betonbanen doorkruisen het bosrijke gebied met overwegend dennen.    Karel verwondert zich over de grootte van het domein en over het feit dat er al een basisaccommodatie aanwezig is waar iets mee te doen valt. Er staan veertig loodsen op precieze afstand van elkaar, omringd door zandwallen. Die wallen hadden als functie een mogelijke explosie van de opgeslagen munitie en brandstoffen binnen de perken te houden.

Men ging op zoek naar deskundigen inzake infrastructuur. Er werd advies gevraagd aan de toenmalige directeur van de Regie van de Gebouwen, de heer Van Bogaert. Die kende in zijn bestuur een architect waarvan hij wist dat hij uit de Chiro kwam. Zo wordt Edgard Wollaert gevraagd om een afspraak te maken met de heren Peeters van de Nationale Dienst voor de Jeugd en met Paul De Broe, kabinetsadviseur van de minister van Cultuur.

BAD 3 werd door het Ministerie van Cultuur gekocht in 1975. In de archieven van de Hoge Rielen is de studie van Mens en Ruimte terug te vinden. Een synopsis van deze omvangrijke studie is in een aparte bijlage weergegeven. Mens en Ruimte becijfert hoeveel gasten het domein zou kunnen herbergen en komt aan een maximale invulling van 5000 bezoekers per dag! Welke verwachtingen men precies had of op welke manier deze moesten uitgevoerd, is niet duidelijk voor Edgard Wollaert.
Wat men toen verwachtte? Doodgewoon om ideeën mee uit te werken. Ik was vanaf het begin enthousiast omdat de bestaande infrastructuur met loodsen en betonbanen zo interessant was, perfect om op voort te bouwen.
 (EW) 

Vele actoren, of het nu ambtenaren, kabinetsmedewerkers of vrijwilligers waren, herinneren zich allereerst dat het op de Hoge Rielen goed toeven was. Voor Edgard Wollaert was de Hoge Rielen een geschenk uit de hemel. Hij zou de kans krijgen om aan de zijde van de even enthousiaste Dirk De Valckenaere[1] een innovatief project mee gestalte te geven. Ook toen hij een paar jaar kabinetsmedewerker op Cultuur was, bleef hij plannen tekenen voor de Hoge Rielen.

Het was plezant hé, het was plezant. ’s Avonds thuis zat ik nog te tekenen. Ik kon dat niet loslaten. Zelfs de meubelen hebben we getekend. We wilden goed werk leveren. Hebben we fouten gemaakt? Ik zou het niet meer weten, de jaren hebben die uitgewist. Wat ik later, als ik al weg was, fout vond, is dat men met vreemde architecten ging werken die niet verbonden waren met de filosofie van het domein, die er niet van hielden zoals ik dat had gedaan.
 (EW)


[1] Dirk De Valkenaere werkte voor het Bestuur Jeugdvorming als coördinator voor de ontwikkeling van de Hoge Rielen. (Zie ook "Wie gaat het doen?")
































Make a Free Website with Yola.